Communicatie patronen in organisaties: welke zijn effectief?

Het experiment

Ditmaal een klassiek en verkennend werk uit 1950 (Bavelas). Dit onderzoek beschrijft een experiment van een groep mensen. Aan hen werd gevraagd om gezamenlijk een taak uit te voeren. De groep werd steeds anders ingericht (zie afbeelding). Welk ontwerp is dan het meest effectief en in welke vorm zijn de groepsleden ook het meest tevreden met hun taak?

Taakspecificaties en optimaal samenwerken

Wanneer een taak van dien aard is dat zij door een groep moet worden uitgevoerd in plaats van door één enkel individu, ontstaat het probleem van de werkverhoudingen. Een van de belangrijkste van deze verhoudingen is die van de communicatie. Een doeltreffende informatiestroom is dan belangrijk. Maar welk communicatiepatroon is dan geschikt voor een doeltreffende en efficiënte samenwerking? Dit experiment toont dat optimale communicatiepatronen voor een taakgroep kunnen worden afgeleid uit de specificaties van de uit te voeren taak.

Hoe beïnvloedt communicatie het werk?

Groepen, afdelingen of lokale vestigingen die deel uitmaken van een grotere organisatie kunnen betrekkelijk weinig vrijheid ervaren om zelf aanpassingen te doen in hun communicatie(patronen). Deze neiging om veranderingen in formele communicatiepatronen af te remmen is gemakkelijk te begrijpen als men bedenkt hoe intiem de relatie is tussen communicatie, controle en gezag. Deze situatie doet vragen rijzen over hoe een vast communicatiepatroon het werk en het leven van een groep kan beïnvloeden.

Hebben sommige patronen structurele eigenschappen die de groepsprestaties beperken?

Welke effecten kunnen patronen hebben op het ontstaan van leiderschap, de ontwikkeling van organisatie, de mate van weerstand tegen groepsontwrichting, het vermogen om zich met succes aan te passen aan plotselinge veranderingen in de werkomgeving? Het experiment geeft hier wat inzichten in.

Bevindingen

Het experiment van Bavelas geeft een eerste verkenning dat verschillen tussen bepaalde patronen bestaan. De verschillen die het duidelijkst naar voren komen in dit experiment, zijn:

  • De plaats van een persoon in het patroon zegt iets over erkend leiderschap. Hoe centraler de positie van een persoon, des te meer deze persoon als een leider aangewezen zal worden. Een erkend leider zal hoogstwaarschijnlijk naar voren komen op de positie van de hoogste centraliteit;
  • Fouten in de prestaties: Dit experiment laat zien dat fouten gerelateerd kunnen zijn aan patrooneigenschappen en aan het ontwerp van de samenwerking tijdens de taak;
  • De algemene tevredenheid van de groepsleden. Het bleek dat deze beter was in patroon A dan in patroon B. Het moreel van de individuen in de niet centrale (perifere) posities van patroon B leek het slechtst.

Verder laat Bavelas zien met het experiment dat in patronen met een hoge, gelokaliseerde centraliteit, organisaties zich sneller ontwikkelen, stabieler zijn, en er minder fouten in de prestaties zijn. Tegelijkertijd daalt echter het moreel. Het risico ligt dan echter op de loer dat (toename van) ontevredenheid op lange termijn de stabiliteit en de nauwkeurigheid negatief kan beïnvloeden. Interessante en uitdagende taken, tezamen met de juiste samenwerking (en posities in netwerken) lijkt dus van belang te zijn voor een effectieve en succesvolle organisatie.

Communicatie patronen in organisaties: welke zijn effectief?

Contactgegevens